Hoe kunnen baten van omgevingskwaliteiten worden bepaald?
Door in een gebied bepaalde maatregelen te treffen, kunnen bepaalde omgevingskwaliteiten verbeteren waardoor er welvaartseffecten ontstaan. Door het maken van tritsen ‘van maatregel, naar kwaliteit naar baat’, kunnen de relevante welvaartseffecten van een project dan ook geïdentificeerd worden.
N.B. Het is ook mogelijk dat het welvaartseffect berekend wordt als: Qw * ΔP. Dit gebeurt meestal als de baat betrekking heeft op woning- of grondprijzen.
Dit denkschema toont dat er kwaliteitsmeetlatten of -indicatoren nodig zijn. Deze zijn nodig om te kunnen checken of er wel een kwaliteitsverandering optreedt en hoe groot deze is. De kwaliteitsverandering is immers de voorbode van de welvaartsverandering.
Uit het denkschema volgt dat er voor de bepaling van baten twee typen ervaringscijfers nodig zijn: kengetallen voor de hoeveelheid (bijvoorbeeld een verandering in het aantal recreatiebezoeken) en kengetallen voor de beprijzing (bijvoorbeeld de prijs in euro’s per bezoek). Hieronder volgen enkele voorbeelden van maatregelen, de kwaliteitsverbetering die zij teweeg kunnen brengen en de baat die daar weer uit voort vloeit.
Een voordeel van het werken met tritsen, is dat we afhankelijk van het voorliggende keuzevraagstuk kunnen kiezen hoe ver we gaan in de effectbepaling. We kunnen gaan tot:
- kwantificering van de kwaliteitsverandering, zodat duidelijk is dat projectalternatief X een grotere verandering teweeg brengt dan projectalternatief Y;
- kwantificering van de welvaartsverandering, zodat duidelijk is dat projectalternatief X meer mensen raakt dan alternatief Y;
- tot en met monetarisering van de welvaartsverandering zodat helder wordt dat projectalternatief X meer welvaart oplevert dan alternatief Y, èn zodat helder wordt of alternatieven X en Y meer welvaart opleveren dan zij kosten.